Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [32]Terah nam Abram, zijn zoon, en Lot, Harans zoon, zijns zoons zoon, en Sarai, zijn schoondochter, de huisvrouw van zijn zoon Abram, en [33]zij togen [34]met hen uit Ur der Chaldeen, om te gaan naar het land Kanaan; en zij kwamen tot [35]Haran, en woonden aldaar. 32. Te weten, nadat hij door zijn zoon Abram verstaan had, dat God hem had geroepen om te gaan uit zijn vaderland, volgens het verhaal daarvan gedaan in het 12e hoofdstuk, hfdst.12:. 33. Namel. Terah en Abram. 34. Namelijk, met Lot en Sarai. 35. Hebr. Charan, Hand.7:4 leest men Charran, een stad in Mesopotamie, in de historien bekend. Zie onder hfdst.24 vs.10, en hfdst.28 vs.10, en hfdst.29 vs.4.